De Bijbel: is dat geen sprookje?

De verhoogde en zijn bruid.

De vernederde en zijn bruid.

De enige zoon en zijn bruid.

Jozef, de verhoogde en zijn bruid.

Er was eens……
Zo beginnen de sprookjes.
Het verhaal van Jozef is echter geen sprookje, maar de ware geschiedenis van de meest geliefde zoon van Jakob. Die geschiedenis is echter heel bijzonder, niet alleen, omdat geen meester-verteller die had kunnen verzinnen, maar omdat zij tegelijk profetie is, waarvan het grootste deel reeds is vervuld.

Jozef, de geliefde zoon, die een afschuw had van de zondige levenswijze van zijn broers, werd door zijn vader uitgezonden om zijn broers te zoeken die in Dothan de schapen weidden, en te berichten, hoe het met hen ging. Zij haatten hem echter om de dromen, die hij hun verteld had, want daarin had God hem laten zien, dat hij tot heerser bestemd was: "Wilt ge soms koning over ons zijn, wilt ge soms over ons heersen?"

De broers waren ver afgedwaald, maar toen zij hem zagen aankomen, zeiden ze "daar komt die meesterdromer aan. Laten we hem ombrengen, dan zullen we eens zien wat er van zijn dromen uitkomt".
Ze gooiden hem in een put, waarin geen water was.
Op voorstel van Juda haalden ze hem er later weer uit en verkochten ze hem als slaaf aan kooplieden, die hem naar Egypte brachten. Daar werd hij de slaaf van een rijke Egyptenaar.
Op valse beschuldiging van de vrouw van zijn meester werd hij in de gevangenis geworpen en zijn zaak leek hopeloos.
In de gevangenis ontmoette hij twee hovelingen van de koning, die verdacht werden. Zij hadden beiden gedroomd en Jozef legde hun dromen uit. Zijn uitleg bleek drie dagen later geheel juist te zijn geweest.

Ongeveer twee jaren later droomde ook de koning en niemand kon zijn dromen uitleggen. Toen vertelde de hoveling, die vrijgelaten was, dat Jozef in de gevangenis dromen had uitgelegd en dat zijn uitleg juist was gebleken.
Daarop liet de koning Jozef uit de gevangenis halen. En Jozef legde met Gods hulp de dromen van de koning uit. Er zouden zeven jaren van overvloedige oogsten komen en vervolgens zeven jaren van zware hongersnood. Jozef stelde de koning voor in de tijd van overvloed alle voedsel op te kopen en op te slaan voor de tijd van honger.
De koning was verbaasd over zijn wijsheid, stelde Jozef als heerser over Egypte aan en droeg hem op om te doen, wat hij had voorgesteld.

Door dat besluit van Farao waren de dromen van Jozef zelf dus uitgekomen.
Hij was echter alleen en nog steeds gescheiden van zijn familie. Maar Farao gaf hem Asnath, de dochter van Potifera, de priester van On, tot een vrouw. Zij was hem een troost en een vergoeding voor het gemis van zijn familie
Voordat er een jaar van hongersnood kwam, werden Jozef twee zonen geboren, die Asnat, de dochter van Potifera, de priester van On, hem baarde Jozef gaf aan de eerstgeborene de naam Manasse, want zeide hij: God heeft mij al mijn moeite doen vergeten, en ook het gehele huis mijns vaders. En aan de tweede gaf hij de naam Efraim, want zeide hij: God heeft mij vruchtbaar gemaakt in het land mijner ellende (Gen. 41:50-52).
Het vergt weinig inspanning om in deze geschiedenis een voorafschaduwing te herkennen van de geschiedenis van Gods geliefde Zoon, Jezus Christus, die door de Vader naar zijn broeders, Israël is gezonden. Zij waren ver afgedwaald van wat God bedoelde en zij hebben Jezus Christus, hun Koning, gehaat en omgebracht.
Maar God, de grote Heerser, heeft Hem uit het graf verhoogd en Hem de naam boven alle naam gegeven. En Hij geeft het leven aan allen, die tot Hem vluchten.
Het is een grote droefheid voor de Heer, dat zijn volk Hem verworpen heeft. De Schrift zegt ons, dat Hij over Jeruzalem geweend heeft. Maar God heeft Hem een bruid, de gemeente, gegeven, en haar heeft Hij lief:
"Mannen, hebt uw vrouw lief, evenals Christus zijn gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar overgegeven heeft" (Efeze 5:25).
Dat is niet het einde van de geschiedenis van Jozef.
Toen de honger kwam, deelde Jozef aan allen brood uit. En ook de broers van Jozef kwamen om brood te kopen en bogen zich voor hem neer. Jozef herkende hen direct, maar hield zich als een vreemde. Hij behandelde hen hard en grillig, zodat zij in verwarring geraakten en tenslotte erkenden, dat hun dat alles overkwam door Gods hand vanwege hun schuld, daar zij hun broer verkocht hadden. Daarop maakte Jozef zich bekend en werd hij met zijn familie herenigd.

Dat is wat nog komt, want nadat Jozef met zijn vrouw Asnath verenigd was, kwam de honger. Zo zal de grote verdrukking komen, nadat de gemeente met Christus verenigd is. Door die druk zal het overblijfsel van Israël tot bekering komen en de schuld van de kruisiging van Christus leren belijden. Dan zal Christus terugkomen en zal vervuld worden wat Zacharia geschreven heeft:
"Ik zal over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem uitgieten de Geest der genade en der gebeden; zij zullen hem aanschouwen, die zij doorstoken hebben, en over hem een rouwklacht aanheffen als de rouwklacht over een enig kind, ja, zij zullen over hem bitter leed dragen als het leed om een eerstgeborene" ( Zacharia 12:10).

Wat de positie van de bruid in dit verhaal aangaat, Asnath was aan Jozef verbonden in zijn verhoging. Dat is een afspiegeling van de positie van de gemeente, die aan de verheerlijkte Heere verbonden is. In Efeze 2:6 lezen we daarom, dat God ons
"mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven heeft in de hemelse gewesten, in Christus Jezus". Dat is nu reeds het geval.

Tegelijkertijd zijn we nu nog aan een vernederde Heere verbonden. Christus is immers wel door God verhoogd, maar is op aarde is nog steeds de verachte en verworpene. En als onze Heer op aarde nog verworpen is, kan onze positie niet anders zijn dan die van Hem zo lang we hier nog leven. Daarvan vinden we het beeld in

Mozes, de vernederde en zijn bruid.

Mozes is de man geweest, die als het ware door de dood heen verlosser werd. Als kleintje van drie maanden werd hij immers in een mandje in de rivier gezet, naar het gebod van de koning, dat alle jongetjes gedood moesten worden.
Maar de dochter van Farao heeft hem aangenomen en als een prins opgevoed. Daardoor was Mozes een man van hoge afkomst en positie.
Hij weigerde evenwel een zoon van Farao's dochter genoemd te worden en wilde liever met Gods volk slecht behandeld worden. Toen hij veertig jaar oud was, bekommerde hij zich om zijn verdrukt volk Israël. Men begreep echter niet, dat God hem tot hun verlossing wilde gebruiken en Stefanus heeft dat in Handelingen 7:24-29 als volgt samengevat:
"En toen hij er een onrechtvaardig zag behandelen, beschermde hij hem en nam het voor hem op, die mishandeld werd, door de Egyptenaar neer te slaan. Hij meende, dat zijn broeders zouden inzien, dat God hun door zijn hand verlossing wilde geven, maar zij zagen het niet in.
En de volgende dag vertoonde hij zich weer onder hen, terwijl zij aan het vechten waren, en hij maande hen tot vrede, zeggende: Mannen, gij zijt broeders, waarom doet gij elkander onrecht? Maar hij, die zijn naaste onrecht deed, stiet hem van zich en zeide: Wie heeft u tot overste en rechter over ons aangesteld? Wilt gij mij soms ombrengen, zoals gij gisteren de Egyptenaar hebt omgebracht?
En Mozes vluchtte op dit woord en werd een bijwoner in het land Midjan, waar hij twee zonen verwekte".

In Exodus lezen we, dat deze aanzienlijke man, prins in Egypte, als vluchteling in Midian verbleef en de schapen hoedde. Daar huwde hij met Zippora. Zij was aan hem verbonden in de tijd van zijn vernedering als herder.
Toen hij de schapen tot bij de berg Gods geleid had, riep God hem, om terug te keren en zijn volk te verlossen.
Wat een onderwijs geeft de Heere ons daarmee! We zijn als gemeente op aarde aan de vernederde en verachte Herder verbonden. Hij leidt zijn kudde door de woestijn, maar brengt ze straks op de bestemming, de berg Gods, de hemel. Daarna zal Hij weer naar zijn broeders, naar Israël omzien en zijn werk aan en in hen doen tot hun verlossing.

We hebben dus de twee beelden:
1 De verhoogde en zijn bruid. Zij heeft geen honger ondervonden.
2 De vernederde en zijn bruid. Zij heeft geen zweep van de drijvers gevoeld.
In beide beelden wil de Geest ons duidelijk maken, dat de gemeente een aparte plaats inneemt, verbonden aan de Heere, zowel in zijn verhoging als in zijn vernedering onder de mensen, en dat zij niet de weg van de broers, de weg van Israël zal gaan. Zij zal bij Hem zijn, als Israël de tijd van beproeving tijdens de regering van de antichrist zal meemaken. Zij zal vóór die dagen van druk tot de berg Gods geleid zijn, haar eeuwig thuis. Daarvan spreekt de volgende geschie-denis.

De enige Zoon en zijn bruid.

Hebt u ooit gelet op de merkwaardige inhoud en volgorde van de hoofdstukken 22-24 in het boek Genesis?
22 Het offer van Izaak, een beeld van het offer van Christus
23 De dood van Sara, uit wie Izaak geboren was, een beeld van de terzijdestelling van Israël na de verwerping van de opgestane Christus.
24 De knecht van Abraham haalt een bruid voor de zoon, Rebekka, en voert haar hem tegemoet. Hij is een beeld van de Heilige Geest, door de Vader gezonden om de gemeente vormen en haar de hemelse Bruidegom tegemoet te voeren.
25 Abraham huwt weer een vrouw, Ketura, een beeld van de wederaanneming van Israël.

Dat is geen fantasie of toeval, maar onderwijs door de Geest van God, die ons in heel de waarheid leidt.
Het is merkwaardig, dat hoofdstuk 24, waarin beschreven wordt, dat de knecht een bruid voor de zoon haalt, zo uitvoerig is. Reeds de lengte van het hoofdstuk is opvallend, 67 verzen, terwijl de andere 24, 20 en de mededeling over Ketura slechts 6 verzen tellen.
Hoofdstuk 24 geeft de heel bijzondere geschiedenis van de zeer belangrijke opdracht aan een buitengewoon betrouwbare en godvrezende knecht, van wie evenwel de naam niet wordt genoemd. Neen, dat kon ook niet, want de Heilige Geest,
wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen. Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen. Al wat de Vader heeft, is het mijne; daarom zeide Ik: Hij neemt uit het mijne en zal het u verkondigen (Joh. 16:13-15).
Wat stemt het verhaal nauwkeurig met de woorden van Christus overeen! De knecht van Abraham sprak immers niet over zichzelf, maar over de enige zoon, aan wie de vader alles gegeven had, wat hij bezat (Gen. 24:36).
Izaak miste zijn moeder. Maar zijn vader liet voor hem een bruid halen. Zo is het voor Christus een zaak van droefheid, dat Hij van zijn volk Israël gescheiden is. Maar de bruid, de gemeente, is meer voor Hem en is zijn vertroosting.

We moeten er wel op letten, dat in dit verhaal Rebekka niet de vrouw van Abraham werd en die plaats van Sara niet innam. Zo neemt de gemeente niet de plaats van Israël in. Zij is de vrouw van het Lam. De plaats van Israël wordt te zijner tijd weer ingenomen door de rest van dat volk, die door de grote verdrukking zal gaan en zich zal bekeren. Daarvan is Ketura het beeld. Maar Ketura wordt pas genoemd, nadat Izaak met zijn bruid verenigd is.

Er was bij de knecht geen aarzeling en geen neiging om het zich gemakkelijk te maken. Hij hield zich aan zijn opdracht en haastte zich om daaraan te voldoen. En bij Rebekka zien we hetzelfde. De knecht had zoveel van de enige zoon verteld en zoveel van zijn rijkdom getoond, dat bij haar het verlangen groeide om hem te ontmoeten.
Zij zijn onmiddellijk op reis gegaan.
En Izaak kwam uit de richting van de put Lachai-roi; hij woonde namelijk in het Zuiderland. Izaak ging tegen het vallen van de avond uit om te peinzen in het veld. Hij sloeg zijn ogen op, en zag daar kamelen aankomen.
Toen Rebekka haar ogen opsloeg en Izaak zag, liet zij zich van de kameel glijden. En zij zeide tot de knecht: Wie is die man daar, die ons tegemoet komt in het veld? En de knecht zeide: Dat is mijn heer. Daarop nam zij de sluier en bedekte zich.
En de knecht vertelde Izaak alles wat hij gedaan had. Toen bracht Izaak haar in de tent van zijn moeder Sara, en hij nam Rebekka, en zij werd hem tot vrouw, en hij kreeg haar lief. Zo vond Isaak troost na de dood van zijn moeder
(Gen. 24:62-65)..

De bruid was op reis naar de bruidegom.
De bruidegom was op stap gegaan en ontmoette haar onderweg.
Daarop bracht hij haar in zijn thuis.

Lezer, dit is de mooiste illustratie van wat de Heere doen zal. In Johannes 14 heeft Hij gezegd:
Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis mijns Vaders zijn vele woningen (anders zou Ik het u gezegd hebben) want Ik ga heen om u plaats te bereiden; en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben. En waar Ik heenga, daarheen weet gij de weg.
Dat is niet de belofte van zijn terugkeer op aarde en de oprichting van het koninkrijk, neen, dit is de belofte, dat Hij de zijnen tot zich zal nemen en zal brengen, waar Hij is, in het vaderhuis.
En Paulus heeft in 1 Thessalonika 4:16-18 daarover het volgende gezegd:
want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen. Vermaant elkander dus met deze woorden.
Wat een prachtige illustratie van dat grote gebeuren heeft de Heere ons gegeven in de bruid, die door haar bruidegom ontmoet werd, niet in haar eigen land en niet in de woning van de bruidegom, maar onderweg: de Heere tegemoet in de lucht.

Verlangend zien wij, Heer, naar boven,
want daar bent U, de Bruidegom
wij zien U niet, maar wij geloven
en Uw belofte is "Ik kom".

We worden eenmaal opgenomen
en in een oogwenk, in een zucht,
als U ons tegemoet zult komen,
volgt de ontmoeting in de lucht.

U ging voor ons een plaats bereiden
In 't heerlijk, hemels vaderhuis.
Daar zult U ons naar binnen leiden,
opdat wij zijn, waar U bent, thuis.
Amen, kom Heer Jezus.

J.Ph.Buddingh.