Antwoord aan een ongelovige

Zeer geachte heer ....,

U hebt mij reeds tweemaal een uitvoerige uiteenzetting gezonden en ik dank u voor de moeite, die u zich hebt getroost. U moet wel een zeer belezen mens zijn, waarvoor ik veel respect heb. U wint het beslist van mij.

Uw laatste conclusie was, dat de heer Marx toch gelijk had en dat godsdienst opium voor het volk is. Ik zou die mijnheer Marx antwoorden, dat opium weliswaar vergiftigend werkt, maar dat zijn opvattingen dat ongetwijfeld nog meer doen.
Zij verschaffen de mens een vrijbrief om alle boosheid en kwaadaardigheid, gemeenheid en liederlijkheid zonder bezwaar te bedrijven, aangezien er in zijn denken geen God, dus ook geen hoogste norm is, waaraan men zich dient te houden.
En als de mens aan geen God verantwoording verschuldigd is, is hij dat zeker niet aan mensen (ook niet aan het collectief) en kan hij zijn eigen normen stellen of geen normen verkiezen, desnoods leven als een zwijn en zich van niets en niemand iets aantrekken.
Dan kan men ook aannemen, dat mensen niet belangrijker zijn dan bosmieren en dat het niet uitmaakt, of men er tien of duizend doodtrapt.
De zegeningen van het toegepaste communisme zijn intussen wel bekend. Ze hebben veel gemeen met de zegenin-gen van het fascisme.

Ik ben een christen. Daarmee bedoel ik niet, dat ik iemand ben, die beter is of het beter doet, dan anderen, maar dat ik, wetende, dat ik een zondaar ben en beseffend, dat ik geen zonde kan wegnemen, noch mij verbeteren, de door God in Christus uitgestoken hand heb aangenomen. Ik heb geloofd in:

  1. De Zoon, die door de Vader geofferd is, maar levend is teruggekeerd (Isaak, Genesis 22).
  2. De geliefde Zoon, die door de Vader naar zijn afgedwaalde broeders is gezonden, door hen verworpen is, via de gevangenis op de troon kwam en brood des levens voor allen heeft, ook voor zijn broers (Jozef, Genesis 37-50).
  3. De Zoon, die door de dood der verdrinking heen de verlosser van zijn volk werd, hoewel hij aanvankelijk verworpen werd. (Mozes, Exodus 2-15).
  4. De Zoon, die gezalfd was, door zijn broers werd miskend, zijn volk verloste (Goliath), maar geen dank doch vervolging oogstte. Hij kwam langs een lijdensweg tot de troon (David, 1 Samuel 16-2 Samuel 5).
  5. De Zoon, waarvan de evangeliën spreken, die als Mens gebo-ren is, met de Geest Gods is gezalfd, door zijn volk is verwor-pen, de tegenstander, de satan heeft overwonnen, door lijden en graf is heengegaan en straks pas de heerschappij zal ontvan-gen. Hij is de Redder, die brood des levens voor allen heeft.
    Te zijner tijd zal ook Israël hem erkennen. Dan zullen alle beloften voor hen vervuld worden. Dan zullen zij begrijpen, dat de vier zonen, die ik hiervoor noemde, profetische heenwijzingen naar hem zijn geweest. Die tijd is mogelijk niet meer ver, gezien de situatie in het midden-oosten en in Israël. Want Israël is Gods volk en God gaat al zijn beloften absoluut aan hen vervullen, als zij zich door de druk tot God zullen bekeren. Hun nood is nog lang niet op zijn hoogtepunt, maar de grote verdrukking komt, zoals bij de broers van Jozef de honger kwam en in de dagen van Mozes de zweep van Farao kwam. Door die verdrukking zullen velen van hen zich bekeren, waarna Jezus terugkeert.

De Bijbel is een wonder, zo groot, dat alle natuurwonderen er bij verbleken. Haar getuigenis is niet, dat zij een vervalsing is, integendeel, zij overtuigt van haar waarachtigheid en goddelijke oorsprong. Geen ander boek of geschrift evenaart haar. Met name wat zij van mij zegt, bleek waar te zijn. Zij vertelde mij, dat ik een onverbeterlijke zondaar was. Dat was waar. U kunt zelf nagaan, wat zij van u zegt, ongetwijfeld ook de waarheid.

Door het geloof in de Hoofdpersoon van de Bijbel, Jezus Christus, de openbaring van God in menselijke gestalte, heb ik vrede met God, vergeving van mijn zonden, het eeuwige leven, een plaats in Gods woning, een heerlijke toekomst na dit leven, een zorgzame Vader, een liefdevolle Herder, een vriend, die nooit verlaat, een Verlosser en een Heer, die mij met zijn leven heeft gekocht. Hem wil ik toebehoren, liefhebben en dienen. Hebben uw opvattingen u die zegeningen ook al gegeven?
Geloof me, zoals Hij mij wilde aannemen en redden, wil Hij ook u behouden, want "dit is een getrouw woord en alle aanneming waard, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaren te behouden", u, heer…… niet uitgezonderd.

Met vriendelijke groeten, J.Ph.Buddingh.

U hebt, Heer Jezus, mij gezocht
en hebt voor mij geleden.
U hebt mij met uw bloed gekocht
en hebt voor mij gebeden.

Ik was Gods vijand en ik deed
het kwade, niet het goede,
waarvoor U aan het kruishout leed
en uit uw zijde bloedde.

Uit liefde hebt U dat gedaan,
want ik, ik was verloren.
Ik heb U lief, ik bid U aan
en wil U toebehoren.
 
J. Ph. Buddingh