Wat betekende de doop van Johannes?

Ik heb een vraag over het werk van Johannes de Doper:

Hij doopte de mensen onder belijdenis van hun zonden ( Mat. 3: 6) en was Elia die moest komen om de weg des Heren te bereiden en zijn paden recht te maken. We lezen ook dat Paulus deze "bekeerlingen " tegenkwam in Efeze maar dat zij nog niet van Christus Jezus gehoord hadden. Daar moeten er dus meer van geweest zijn. 

Jezus kwam na Johannes en moest nog dopen met de Heilige geest. Hoe moeten we nu de doop van Johannes zien en welk nut had deze als alleen geloof in Jezus Christus tot onze behoudenis leidt? 

 
Antwoord:

Johannes (de doper), moest de weg voor Christus bereiden, de weg in de harten van het volk.
Door bekering zou er een weg voor de Christus in de harten van de Joden geëffend worden.
Johannes predikte dan ook de doop der bekering. 

Waarom die doop?
Omdat die in twee opzichten een symbolische betekenis heeft:
1 Water spreekt uiteraard van wassen. Door bekering werden de hoorders gewassen.
2 Kopje onder betekent ondergang, de dood. Dat was dus de erkenning dat door schuld de dood verdiend was.
3 Bovendien: zeggen dat je je bekeert, is tamelijk goedkoop. Het tonen door je te laten dopen,
vraagt wat meer, vraagt een werkelijke keuze en schept een moment in het leven, waarop je kunt terugzien als een beslissende wending.

Aanvullende vraag:

Hartelijk dank voor uw snelle antwoord, als ik uw antwoord lees op mijn vraag over het werk van    Johannes de Doper lijkt het me alsof die doop automatisch tot behoudenis lijdt, klopt dit? ( ik ga er dan van uit dat God die bekeerlingen tot Jezus zal lijden en ze zo alsnog de Heilige Geeste zouden ontvangen, zoals iemand die oprecht God zoekt door God geholpen wordt Hem ook te vinden). 
 
Antwoord:

De Doop van Johannes leidde niet tot behoud, maar de bekering, zoals trouwens alle eeuwen door het geval was. Dat de Here hen later er toe bracht om ook de Here Jezus te leren kennen, is duidelijk uit de geschiedenis van de twaalf discipelen van Johannes, die in Handelingen 19 genoemd worden. Zij ontvingen de Heilige Geest nadat zij ook in de verheerlijkte Heer Jezus geloofd hadden. Dat Paulus hun eerst de handen oplegde was uitzonderlijk, omdat zij zelf ook uitzonderlijk waren: discipelen, die nog niet bij de gemeente behoorden, terwijl die gemeente al langere tijd gebouwd werd. Zij leefden nog in de vorige bedeling, heel merkwaardig. Was het wel goed met hen? Door handoplegging maakte Paulus zich met heen een, anders gezegd: aanvaardde hij hen als broeders. Daarop gaf God hun zijn Geest. 

J. Ph. Buddingh