Het is maar waar je wieg staat

Vraag : De bijbel is het enige juiste woord van God, Christus de enige weg naar God, maar mensen die wonen in gebieden waar om wat voor reden dan ook nooit over ons geloof wordt gesproken maken zo toch geen eerlijke kans? (Moslimlanden, derdewereld landen enz.) En zelfs als ze wel wat horen heeft een moslim bv heel wat meer moed nodig om daadwerkelijk van geloof te veranderen, u weet ongetwijfeld wat ik bedoel.

ANTWOORD: Paulus heeft in Romeinen 9, 10 en 11 de vraag behandeld naar de positie van Israël, als het heil aan Jood en heiden gelijkelijk wordt aangeboden. In dat verband kwam ook de vraag aan de orde, of de Joden, die het evangelie bleven afwijzen, mogelijk niet gehoord hadden. Hoe zal iemand immers geloven als hij nooit heeft gehoord?
Dat is gelijk aan uw vraag. U vindt die vraag van Paulus in Romeinen 10:18 “Ik vraag: hebben zij het dan niet gehoord?”
Zijn antwoord is: Zeer zeker.

Hoe verdedigt hij dat?

Door in dat achttiende vers Psalm 19 aan te halen: Over de ganse aarde is hun geluid uitgegaan, en tot de einden der aarde hun woorden. Die Psalm bezingt eerst Gods spreken in de schepping, door zijn werken, in de verzen 2-7. Vervolgens bezingt de psalmist Gods spreken in de geschriften van het Oude Testament.

Velen hebben nooit het spreken in het Woord Gods gehoord, inderdaad. Maar het getuigenis van God in de schepping hebben alle mensen, overal. En dat spreken behoort de mensen –dus ook de Joden- er toe te brengen zich voor God te buigen, waarbij uiteraard van hen niet wordt verlangd meer te geloven dan wat zij door het getuigenis in de schepping kunnen weten. Wij hebben het evangelie gehoord en God vraagt van ons te geloven wat Hij ons heeft laten horen, dat is de openbaring in Jezus Christus. Van hen die slechts Gods openbaring in de schepping kennen, wordt gevraagd dat zij dat geloven en op grond daarvan God eren.

Dat is precies wat Paulus betoogt in Romeinen 1. Daar lezen we “Toorn van God openbaart zich van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen, die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden, daarom dat hetgeen van God gekend kan worden in hen openbaar is, want God heeft het hun geopenbaard. Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, wordt sedert de schepping der wereld uit zijn werken met het verstand doorzien, zodat zij geen verontschuldiging hebben. Immers, hoewel zij God kenden, hebben zij Hem niet als God verheerlijkt of gedankt, maar hun overleggingen zijn op niets uitgelopen en het is duister geworden in hun onverstandig hart”.

Zover wij weten hadden Melchizedek (Genesis 14:18), Job en Jethro niet meer dan het getuigenis in de schepping. Zij waren zeer godvrezende mannen. Vooral in het boek Job is duidelijk, dat zij vooral op dat getuigenis in de schepping wijzen, wat God zelf aan het eind van het boek trouwens ook doet.

Ik ben er overigens van overtuigd, dat wie onbekend is met het evangelie, maar God op grond van zijn machtige werken erkent en eert, door God verder geholpen zal worden en stap voor stap meer licht zal ontvangen.

Er is moed nodig, ja. Voor de een moet weerstand bij familie overwonnen worden, een ander ondervindt veel weerstand van zijn hoogmoedige ik, en een derde heeft van een vijandige omgeving vijandschap te duchten. Slechts wie beseft, dat God barmhartig en genadig is, maar dat anderzijds wie volhardt in zijn verzet tegen God van die God veel meer te vrezen heeft dan van mensen, zal de vrees voor mensen overwinnen. Die moed van het geloof vinden we bij Rachab (de vrouw in Jericho) en bij Naäman, die zichzelf overwon en zich in de Jordaan waste (Zie 2 Koningen 5).

J. Ph. Buddingh