Waarom laat God het kwade toe?

Vraag: Veel mensen (ook christenen) vragen zich af waarom er zo’n lange weg van toch ook ongelofelijk veel leed nodig is om uiteindelijk in de hemel te komen wat natuurlijk een beloning is die welk leed dan ook oneindig maal vergoedt. Atheïsten  zeggen dat onze God dan wel wreed moet zijn als hij dit alles van te voren wist, kon hij dan niet direct de situatie van een hemel scheppen zonder al die tussenliggende ellende? Ik zeg dan dat een marathonloper die de wedstrijd niet gelopen heeft maar toch tot winnaar wordt uitgeroepen toch ook zeker niet gelukkig zou zijn. Kunt u hier nog iets over zeggen?

ANTWOORD: God is inderdaad alwetend ook met betrekking tot toekomstige dingen. Sommigen menen, dat God dan alles ook gewild heeft, omdat Hij bepaalde dingen anders wel verhinderd zou hebben. Dat is een verkeerde gedachte. Een arts laat een zweer soms rijpen voor hij hem wegneemt. Zo laat God het kwaad soms ook doorgaan tot het de tijd is om te oordelen. In 2 Petrus 3:9 staat dat God zijn belofte om te komen niet vertraagt, zoals sommigen denken. Hij is lankmoedig en wil niet dat iemand verloren gaat, maar dat allen tot bekering komen. Daarom wacht Hij nog en maakt Hij tot vandaag aan zoveel ellende nog geen eind. Als Hij dat wel deed, zou het vandaag de dag van het oordeel zijn waarin Hij alles wat niet deugt zal Hij opruimen. Dat zou de ondergang van velen betekenen. God heeft dus geduld opdat meerderen nog een kans krijgen. Zij die zich afvragen waar onze God dan blijft bij zoveel narigheid, mogen beseffen, dat ingrijpen van God ook voor hen het oordeel zou betekenen zo lang zij nog onbekeerd blijven.

Bij de eerste zonde had God kunnen oordelen. Dan hadden onze eerste ouders geen dag langer geleefd en waren er geen mensen behouden geworden. Dan was ook de liefde Gods niet gebleken en had God zijn liefde niet kwijt gekund.
God had ook de duivel toen hij zondigde kunnen oordelen. Dan had de duivel kunnen zeggen: U bent machtig, U bent rechtvaardig, U bent heilig, U bent wijs en ik verdien dit oordeel. Maar het is voor U niet moeilijk om mij te oordelen aangezien U oppermachtig bent. Kunt U echter ook liefde bewijzen of barmhartig zijn? U zegt immers dat U liefde bent. Daar zie ik niets van.

Dat kan de duivel niet zeggen en dat kan geen ongelovig mens straks in het oordeel zeggen, aangezien God zijn liefde overvloedig heeft bewezen in de gave van zijn Zoon en in de genade voor schuldige mensen.

En wat Gods weg met ons aangaat, zijn wegen zijn wijs en liefdevol, ook als het zware wegen zijn. Dat heeft Jakob ervaren, hoewel het er op leek, dat zijn weg te moeilijk was toen hij Jozef moest missen. Het einde toonde het tegendeel. Ook Job heeft het ervaren. Zijn moeilijke weg was hem tot zegen en leerde hem, dat wij geen rechten bij God hebben. Gods goedheid is geen beloning op onze vroomheid, maar de vrucht van zijn liefde door Jezus Christus.
Asaf kende het probleem ook en heeft daarover psalm 73 geschreven. Heel leerzaam.

Hiermee is niet alle nieuwsgierigheid bevredigd, want God heeft ons weinig geopenbaard over hetgeen was en gebeurde voor de schepping. Kennelijk is de kennis daarvan voor ons niet nuttig. In ieder geval hebben we, daar we de grote genade van God kennen, geen enkele reden om aan de goedheid en juistheid van Gods handelen toen en nu te twijfelen.

J. Ph. Buddingh