Boodschap voor jou: Niet voor jou?

Cornelius was de hoofdman van de Italiaanse legerafdeling die in Cesarea gelegerd was. Er wordt in Handelingen 10 van hem gezegd, dat hij een godvruchtig man was, een vereerder van God met zijn gehele huis, en dat hij veel aan de arme mensen van het volk gaf en geregeld tot God bad.

Hij was een mens als wij,  niet volmaakt, een zondaar, maar hij was niet onverschillig, vreesde God, deed goede werken en bad geregeld. 
Hoe was hij, een heiden, daartoe gekomen? Dat vermeldt de Bijbel niet. Maar ongetwijfeld heeft hij contact met Joden gehad  en van hen over de enige ware God gehoord, en misschien heeft hij de synagoge bezocht.

Maar ondanks zijn vrome houding had hij een probleem. Hij behoorde niet bij het uitverkoren volk. 
Hij had gehoord over Jezus van Nazareth, wat Hij had gedaan en wat met Hem was gebeurd. Hij moest werkelijk een door God gezondene zijn geweest. Maar dan kwam zijn probleem weer om de hoek kijken, want hij was een heiden en die Jezus was kennelijk voor de Joden gekomen.

Zijn zorg voor arme mensen en zijn gebeden veranderden niets aan de waarheid, dat hij een zondaar was en zichzelf niet kon verbeteren. Daardoor bleef hij onrustig en had hij geen vrede in zijn hart.

Er zijn veel mensen, die op Cornelius lijken. Zij vrezen God, trachten het goede te doen, bidden regelmatig en lezen de Bijbel, maar hebben een groot probleem: zij behoren niet bij de uitverkorenen.
Ze hebben zeker van de Here Jezus gehoord, jawel, maar zitten met de vraag  “is het ook voor mij?”, net als Cornelius.

Hun bidden en hun kerkgang hebben niets veranderd aan het feit, dat zij een zondaar zijn en dat zij zichzelf niet kunnen verbeteren.

Voor Cornelius was er een extra probleem. Zij, die hem mogelijk verder konden helpen, de christenen, waren allemaal Joden en die waren beslist niet bereid bij een heiden naar binnen te gaan. 
Zij meden de omgang met heidenen, die immers niet bij het uitverkoren volk behoorden. Dat gaf Cornelius een dubbel gevoel van onwaardigheid.
Maar misschien kent u dat ook, het gevoel “ik hoor er toch niet bij”, en misschien zeggen ze ook steeds tegen u dat u zich niets hoeft in te beelden, omdat maar één uit een stad en twee uit een dorp worden aangenomen. (Dat staat in de Schrift, ja, maar heeft betrekking op het herstel van Israël.)

Handelingen 10 vermeldt, dat God een engel naar Cornelius heeft gezonden. Misschien hoeft God dat niet te doen en hoeft U ook niemand uit te nodigen om u Gods boodschap te laten horen. U hebt de boodschap mogelijk al vaak gehoord en hebt een Bijbel.
Bij Cornelius was dat anders, want hij wist de weg om verder te komen en hoefde er niet op te rekenen dat een apostel uit eigen beweging naar hem toe zou komen. Vergeleken met hem bent u dan in een gunstige positie. U veronderstelt misschien net als hij dat u er niet bij hoort, maar u kunt de boodschap horen of lezen, wanneer u maar wilt.

Het was overigens een bemoediging, dat God wel met Cornelius te maken wilde hebben. Hij zou anders immers geen engel naar hem gezonden hebben. Kent u ook een dergelijke bemoediging? Niet?
Wat vindt u er dan van, als u al langere tijd met het evangelie bekend bent en als u het gedurig gehoord hebt, dat God zondaars zoekt? En ook u bent een zondaar.

Cornelius hoorde er niet bij, maar God zag naar hem om.
Misschien hoort U er ook niet bij, maar toch ziet God naar u om. Hij heeft u immers het evangelie laten horen en de uitnodiging daarin om in de Here Jezus te geloven.

Met Cornelius ging het als volgt: 

“HIJ ZAG IN EEN GEZICHT OMSTREEKS HET NEGENDE UUR VAN DE DAG, DUIDELIJK EEN ENGEL GODS BIJ ZICH BINNENKOMEN EN TOT HEM ZEGGEN: CORNELIUS!
HIJ STAARDE HEM AAN EN WERD ZEER BEVREESD EN ZEIDE: WAT IS ER, HEER! EN HIJ ZEIDE TOT HEM: UW GEBEDEN EN UW AALMOEZEN ZIJN VOOR GOD IN GEDACHTENIS GEKOMEN. EN NU, ZEND MANNEN NAAR JOPPE EN NODIG EEN ZEKERE SIMON UIT, DIE BIJGENAAMD WORDT PETRUS: DEZE IS DE GAST VAN EEN SIMON, EEN LEERLOOIER, WIENS HUIS BIJ DE ZEE LIGT.
ZODRA DE ENGEL, DIE TOT HEM SPRAK, WAS WEGGEGAAN RIEP HIJ TWEE VAN ZIJN HUISSLAVEN EN EEN GODVRUCHTIGE SOLDAAT UIT DEGENEN, DIE VOORTDUREND BIJ HEM WAREN; EN NADAT HIJ HUN ALLES UITGELEGD HAD, ZOND HIJ HEN NAAR JOPPE.”

De mensen, die Cornelius zond, waren lieden van “het huis”, waarin ook zijn bedienden begrepen waren. Er zou zich echter een moeilijkheid voordoen, als zij in Joppe aankwamen. Want Petrus zou waarschijnlijk weigeren mee te gaan. Naar een Romein, een heiden. Geen sprake van.

Die Simon, bijgenaamd Petrus, hoorde er eigenlijk ook niet meer bij. Als het alleen aan hem lag tenminste. Want hij had de Meester verloochend.
En zijn gastheer, de andere Simon, was een leerlooier, een beroep dat een akelige lucht verspreidde. Daarom woonde hij buiten, aan de zee, want wie wilde er nu een leerlooier naast zich hebben. En dan komen er knechten van een Romein, een heiden. Een mooi stelletje bij elkaar.

Het zou een wonder zijn, als Petrus met die Romein te maken wilde hebben, maar veel groter wonder was het dat de Heer met een leerlooier, met Petrus, maar ook met een Romein te doen wilde hebben. 
Gelukkig is dat de waarheid. Hij wil met zondaars, met onwaardigen te doen hebben, met hen, die er niet bij horen. En dat bleek ook.

God wist heel goed, dat Petrus niet naar een heiden zou gaan en was reeds bezig aan hem te werken, terwijl de knechten van Cornelius nog onderweg waren. Wel een bewijs, dat God van iemand, die er niet bij hoort, iemand wil maken, die bij Hem hoort!
Uw zaak is dus niet hopeloos. Vergeet niet, dat een Verlosser en een verlorene bij elkaar horen. Een redder wil een verlorene en ten ondergang gedoemde immers redden. Dat wil God tot stand brengen.

Het is een probleem, als je er niet bij hoort.
Voor Cornelius zou het natuurlijk genoeg zijn geweest als God tegen hem had gezegd: “Geen zorgen, Cornelius, je hoort er ook bij”. 
Misschien zit u ook op een dergelijke boodschap te wachten. Maar het ging een beetje anders. God gebruikte één van zijn knechten. En dat zal Hij bij u ook wel doen. 
De knecht was dus Petrus. En God liet hem begrijpen dat hij niemand mocht verachten of als onrein mocht beschouwen, omdat voor God niemand te min is.

Toen Petrus bij Cornelius kwam, zei hij het volgende:

“GIJ WEET VAN DE DINGEN, DIE GESCHIED ZIJN DOOR HET GEHELE JOODSE LAND, TE BEGINNEN IN GALILEA, NA DE DOOP, DIE JOHANNES VERKONDIGDE, VAN JEZUS VAN NAZARETH, HOE GOD HEM MET DE HEILIGE GEEST EN MET KRACHT HEEFT GEZALFD. HIJ IS RONDGEGAAN, WELDOENDE EN GENEZENDE ALLEN, DIE DOOR DE DUIVEL OVERWELDIGD WAREN; WANT GOD WAS MET HEM.

EN WIJ ZIJN GETUIGEN VAN AL HETGEEN HIJ GEDAAN HEEFT IN HET LAND DER JODEN ZOWEL ALS TE JERUZALEM; EN ZIJ HEBBEN HEM GEDOOD DOOR HEM TE HANGEN AAN EEN HOUT. HEM HEEFT GOD TEN DERDEN DAGE OPGEWEKT EN HEEFT GEGEVEN, DAT HIJ VERSCHEEN, NIET AAN HET GEHELE VOLK, DOCH AAN DE GETUIGEN, DIE DOOR GOD TEVOREN GEKOZEN WAREN, AAN ONS, DIE MET HEM GEGETEN EN GEDRONKEN HEBBEN, NADAT HIJ UIT DE DODEN WAS OPGESTAAN; EN HIJ HEEFT ONS GEBODEN HET VOLK TE PREDIKEN EN TE BETUIGEN, DAT HIJ HET IS, DIE DOOR GOD IS AANGESTELD TOT RECHTER OVER LEVENDEN EN DODEN. 
VAN HEM GETUIGEN ALLE PROFETEN, DAT EEN IEDER, DIE IN HEM GELOOFT, VERGEVING VAN ZONDEN ONTVANGT DOOR ZIJN NAAM. 
TERWIJL PETRUS DEZE WOORDEN NOG SPRAK, VIEL DE HEILIGE GEEST OP ALLEN, DIE HET WOORD  HOORDEN” (Handelingen 10:37-44).

De zin van vers 43 gaf de doorslag. Wat Petrus daarvoor had gezegd, was Cornelius min of meer bekend geweest. 
Maar dat ene woord: “ieder” die in Hem gelooft....Daarin lag het antwoord op de vraag “hoor ik er wel bij, wil God ook met mij te doen hebben?” 
Want ieder betekende ook Cornelius. De woorden van Petrus betroffen niet alleen Cornelius, want ieder omvat ook u en mij.

Ook tegen u en mij zegt Petrus, dat een ieder, die in Jezus Christus gelooft, vergeving van zonden ontvangt. Cornelius begreep, dat ieder “ook ik” betekent.
Dat weet u natuurlijk ook wel.
Cornelius begreep, en geloofde het.
U begrijpt het ook, gelooft u het ook?

Of is het woord van de apostel voor u niet genoeg? Dat zou jammer zijn, want God vindt het woord van Petrus wel genoeg voor u en Hij zal u geen ander woord geven.

God heeft Christus tot rechter over levenden en doden aangesteld. En er valt heel wat te berechten. Het lijstje van onze zonden zou voor Gods rechtbank aardig wat tijd vragen.
Maar voor ieder, die gelooft, is er vergeving van zonden. Geen rechtzitting meer, maar vergeving. Grijp dat in geloof met beide handen aan.
Ik hoop, dat u weet wat geloven is. Er wordt u wel wat verteld en als de verteller betrouwbaar is, geloof hem. U leest natuurlijk ook van alles. Sommige dingen zult u geloven en andere dingen mogelijk niet.

God zegt ook wat. Hij zegt, dat zijn Zoon, Jezus Christus, voor zondaren gestorven is en dat  ieder, die in Hem gelooft, vergeving van zonden en eeuwig leven heeft.

Gelooft u die boodschap of gelooft u die niet? Dat is beslissend.
God vraagt geen ander geloof dan geloof in het evangelie; de boodschap van God.

Hij is de waarachtige God. Waarom zou u Hem niet geloven?

J. PH. Buddingh