Diversen: Huwelijk, overspel en scheiding

 

Om te begrijpen wat het huwelijk naar Gods wil is en afbeeldt, en waarom God de echtscheiding haat, moeten we naar het begin van het huwen kijken. Het is door God zelf ingesteld voor onze eerste voorouders, Adam en Eva. 
18 En de HERE God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past. 
19 En de HERE God formeerde uit de aardbodem al het gedierte des velds en al het gevogelte des hemels. Ook bracht Hij het tot de mens, om te zien hoe deze het noemen zou; en zoals de mens elk levend wezen noemen zou, zo zou het heten. 
20 En de mens gaf namen aan al het vee, aan het gevogelte des hemels en aan al het gedierte des velds, maar voor zichzelf vond hij geen hulp, die bij hem paste. 
21 Toen deed de HERE God een diepe slaap op de mens vallen; en terwijl deze sliep, nam Hij een van zijn ribben en sloot haar plaats toe met vlees. 
22 En de HERE God bouwde de rib, die Hij uit de mens genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot de mens. 
23 Toen zeide de mens: Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees; deze zal ‘mannin’ heten, omdat zij uit de man genomen is. 


De vrouw die God voor Adam maakte, kreeg een echtgenoot met een hoge positie. Adam was hoofd in de aardse schepping. Zijn vrouw had met hem een hoge positie. 
De wijze waarop Adam zijn vrouw kreeg is heel merkwaardig. God had Eva gelijktijdig met Adam kunnen scheppen. Dat heeft Hij echter niet gedaan. De vrouw is op een uitzonderlijke manier geschapen. God heeft een rib van Adam genomen terwijl hij sliep en daaruit de vrouw gebouwd. Adam kon dus inderdaad zeggen dat Eva been van zijn benen en vlees van zijn vlees was. Daar wordt in Genesis 2:24 aan toegevoegd: 
24 Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en zij zullen tot een vlees zijn.
In Efeze 5 heeft de apostel daarvan gezegd: 
omdat wij leden zijn van zijn lichaam. 31 Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot een vlees zijn. 32 Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en op de gemeente

Het blijkt dat God door het huwelijk een beeld wil geven van Christus en de gemeente. De gemeente is de bruid, die door de dood van Christus ontstaan kon. Zij zal met Hem regeren als God alle dingen onder zijn voeten heeft gelegd, want het is Gods voornemen: 
om in de bedeling van de volheid der tijden, al wat in de hemelen en op de aarde is onder een hoofd, dat is Christus, samen te vatten, 11 in Hem, in wie wij ook het erfdeel ontvangen hebben.(Efeze 1:10,11. De NBG vertaling geeft in vers 10 “ter voorbereiding van de volheid der tijden”. Dat is niet zinvol weergegeven, want Christus zal Hoofd boven alles zijn in de volheid der tijden. De voorbereiding is mogelijk nu, maar nu is Hij nog niet Hoofd boven alles, want alle dingen zijn volgens Hebreeën 2:8 nog niet aan Hem onderworpen.) 

Het blijkt dus dat God van eeuwigheid het plan heeft gehad de gemeente als bruid aan Christus te geven. Zij is ontstaan door zijn dood(slaap) en zal te zijner tijd met Hem, het Hoofd boven alle dingen, regeren. Toen God alle dingen geschapen heeft, was dat hetgeen Hem voor ogen stond. 
We hebben in het huwelijk dus de verantwoordelijkheid een afbeelding te vormen van de eenheid van Christus en de gemeente, en liefde, onwankelbare liefde moet de huwelijksverbinding regeren en kenmerken. 

Nu is de zonde in de wereld gekomen en alles is daardoor aangetast. Ook in het huwelijk heeft de zonde een verwoestende invloed gehad en het beeld dat God voor ogen stond, is dikwijls bedorven of niet te herkennen. 
Daarom heeft God zijn wil in de ontstane situatie in de heilige Schrift bekend gemaakt door de woorden van de Heer Jezus en die van zijn apostelen. Er is een verschil tussen onze tijd en die van de eeuwen voor Christus. Wij leven niet zonder het complete Woord Gods, noch onder de wet, noch zonder kennis van Jezus Christus en zijn onderwijs. Dat onderwijs vooral is voor de gemeente, het lichaam van Christus, en voor iedere Christen beslissend.

Wat de Heer over ons onderwerp heeft gezegd.

We hebben in de evangeliën enkele passages, waarin we de woorden van de Heer vinden. De eerste is Mattheus 5:31 en 32:
31 Er is ook gezegd: Al wie zijn vrouw wegzendt, moet haar een scheidbrief geven. 
32 Maar Ik zeg u: Een ieder, die zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan ontucht, maakt, dat er echtbreuk met haar gepleegd wordt; en al wie een weggezondene trouwt, pleegt echtbreuk. 

In vers 31 heeft de Heer naar Deuteronomium 24:1-4 verwezen: 
1 Wanneer iemand een vrouw genomen en gehuwd heeft, dan zal, (als hij haar geen genegenheid toedraagt, omdat hij iets onbehoorlijks aan haar gevonden heeft, en hij een scheidbrief geschreven en haar die overhandigd heeft, waarna hij haar uit zijn huis heeft weggezonden) 
2 en als zij dan uit zijn huis vertrokken, haars weegs gegaan en de vrouw van een ander geworden is; 
3 en als dan de laatste man een afkeer van haar krijgt, een scheidbrief schrijft, haar die overhandigt en haar uit zijn huis wegzendt; of als de laatste man, die haar tot vrouw genomen heeft, gestorven is, 
4 dan zal de eerste echtgenoot, die haar weggezonden heeft, haar niet opnieuw tot vrouw mogen nemen, nadat zij verontreinigd is geworden; want dat is een gruwel voor het aangezicht des HEREN; gij zult geen zonde brengen over het land dat de HERE, uw God, u ten erfdeel geven zal. 


In een ander deel van hetzelfde evangelie gaf Hij een uitvoeriger antwoord op een vraag (Mattheus 19:3-9): 
3 En er kwamen Farizeeen tot Hem om Hem te verzoeken, en zij zeiden: Is het geoorloofd zijn vrouw weg te zenden om allerlei redenen? 
4 Hij antwoordde en zeide: Hebt gij niet gelezen, dat de Schepper hen van den beginne als man en vrouw heeft gemaakt? 
5 En Hij zeide: Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen en die twee zullen tot een vlees zijn. 
6 Zo zijn zij niet meer twee, maar een vlees. Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet. 
7 Zij zeiden tot Hem: Waarom heeft Mozes dan bevolen een scheidbrief te geven en haar daarmede weg te zenden? 
8 Hij zeide tot hen: Mozes heeft u met het oog op de hardheid uwer harten toegestaan uw vrouwen weg te zenden, maar van den beginne is het zo niet geweest. 
9 Doch Ik zeg u: Wie zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan hoererij en een andere trouwt, pleegt echtbreuk. 


Uit dat antwoord blijkt, dat het wegzenden van een vrouw om een andere reden dan hoererij overspel zou zijn. Mozes gaf wegens de hardheid van hun hart wel het voorschrift om haar weg te zenden met een scheidbrief, maar dat weerspiegelde niet Gods gedachten. 

Nu geeft het gedeelte in Deuteronomium ons meer licht, omdat daar blijkt, dat wanneer scheiding heeft plaats gevonden en de vrouw met een andere man is getrouwd, het niet Gods wil is, dat zij naar haar vorige echtgenoot terugkeert. De Heer ziet die eerste man en zijn voormalige vrouw niet meer als een gehuwd echtpaar en wil niet dat de verbinding vernieuwd wordt, heeft dat zelfs verboden. 

In Marcus 10:2-12 hebben we dezelfde vraag: 
2 En er kwamen Farizeeen tot Hem en vroegen Hem, om Hem te verzoeken: Is het een man geoorloofd zijn vrouw weg te zenden? 
3 Hij antwoordde en zeide tot hen: Wat heeft Mozes u geboden? 
4 Zij zeiden: Mozes heeft toegestaan een scheidbrief te schrijven en haar daarmede weg te zenden. 
5 Jezus zeide tot hen: Met het oog op de hardheid uwer harten heeft hij u dat gebod geschreven. 
6 Maar van het begin der schepping heeft Hij hen als man en vrouw gemaakt; 
7 daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten, en die twee zullen tot een vlees zijn. 
8 Zo zijn zij niet meer twee, maar een vlees. 
9 Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet. 
10 En thuis vroegen de discipelen Hem weder naar die zaak. 
11 En Hij zeide tot hen: Wie zijn vrouw wegzendt en een andere trouwt, pleegt echtbreuk ten opzichte van haar; 
12 en indien zij haar man verlaat en een ander trouwt, pleegt zij echtbreuk. 


De vraag is dezelfde en het antwoord is nagenoeg gelijk. Het is duidelijk dat echtscheiding tegen Gods wil is. Het is tegen Gods wil en niet toegestaan. Het is evenwel niet onmogelijk. Sommigen huldigen de opvatting : “eens gehuwd, levenslang gehuwd”. Dat is weliswaar Gods bedoeling, maar Deuteronomium 24:1-4 leerde ons, dat we kunnen verbreken en scheiden wat God als eenheid voor het leven had bedoeld. Het zou onjuist zijn te ontkennen wat de Heer ons in Deuteronomium duidelijk maakt. De oorspronkelijke man en vrouw vormen niet langer de door God bedoelde eenheid. De korte passage in Lukas 16:18 is in overeenstemming met wat we tot nog toe gevonden hebben: 
18 En ieder, die zijn vrouw wegzendt, en een andere trouwt, pleegt echtbreuk; en wie een vrouw, die door haar man weggezonden is, trouwt, pleegt echtbreuk.

Voorschriften in de brief aan de Korinthiers.

In de jonge gemeente te Korinthe zal het geen uitzondering zijn geweest, dat de man het evangelie hoorde en geloofde, terwijl zijn vrouw ongelovig bleef. Het omgekeerde zal zich ook voorgedaan hebben. Die Christenen wisten blijkbaar niet wat de juiste weg voor hen was, met de ongelovige partner voortgaan of niet. De apostel schreef voor hen in 1 Korinthe 7:12-17:
12 Maar tot de overigen zeg ik, niet de Here: heeft een broeder een ongelovige vrouw, die erin bewilligt met hem samen te wonen, dan moet hij haar niet verstoten. 
13 En een vrouw moet, als zij een ongelovige man heeft, en deze erin bewilligt met haar samen te wonen, die man niet verstoten. 
14 Want de ongelovige man is geheiligd in zijn vrouw en de ongelovige vrouw is geheiligd in de broeder. Anders zouden immers uw kinderen onrein zijn, doch nu zijn zij heilig. 
15 Maar indien de ongelovige haar verlaat, laat hij haar verlaten. De broeder of zuster is in dit geval niet gebonden; tot vrede heeft God u geroepen. 
16 Want hoe kunt gij weten, vrouw, dat gij uw man zult redden? Of hoe kunt gij weten, man, dat gij uw vrouw zult redden? 
17 Alleen, laat ieder zo leven, als de Here hem toebedeeld heeft, zo, als God hem geroepen heeft. Zo schrijf ik het in alle gemeenten voor. 


Het is niet met de wil van de heer in strijd, dat iemand die gelovig geworden is, blijft samengaan met een ongelovige echtgenoot of echtgenote. De Heer zou de gelovige in dat huwelijk kunnen gebruiken om de ander tot Hem te leiden. Een Christen hoeft niet te vrezen, dat het een onheilige verbinding is. We denken toch ook niet dat de kinderen in ons gezin voor de Heer onrein zijn, wetende dat zij geheiligd zijn door de gelovige vader of moeder. Evenzo is een onbekeerde vader geheiligd door de bekeerde moeder en omgekeerd. Dat geheiligd zijn betekent, dat de ongelovige niet gelijk staat met iemand in de wereld. Hij heeft in Gods ogen een aparte plaats en geniet zekere voorrechten. Zijn gelovige echtgenote bidt voor hem en hij hoort door haar over de Heer en de verlossing. Bovendien ziet hij haar heilige wandel. Hetzelfde geldt voor de kinderen. 

Een andere zaak is het, dat een gelovige niet de macht of mogelijkheid heeft een ongelovige man of vrouw tegen te houden als die wil scheiden of vertrekken. Hij zoekt en wenst het niet, maar staat machteloos. In zulke gevallen, schrijft de apostel, is de broeder of de zuster niet langer gebonden. 

Met betrekking tot dit vers zijn er altijd verschillende meningen geweest. Sommigen zeggen, dat de zuster slechts geen verplichting meer heeft om voor die man te koken of zijn schoenen te poetsen, maar dat zij overigens zijn vrouw blijft. Dat is evenwel geen gezonde opvatting. De man kan wel op een onbekende plaats gaan wonen, terwijl hij bovendien met de vrouw en haar diensten niet meer te maken wil hebben. Mogelijk huwt hij ook een andere vrouw. Wanneer de zuster niet meer in de positie van een dienares of een slavin verkeert ten opzichte van die man (de kracht van het woord in het Grieks), is zij niet meer zijn eigendom, behoort ze hem niet meer toe. Het is mijn oprechte mening, dat dit de conclusie uit dit Schriftwoord is. 

Daar er verschil van inzicht is op dit punt en we weten dat men aan beide kanten de wil van de Heer zoekt te doen, laten we elkaar dan niet veroordelen, maar elkaar aanvaarden.

Een bijzondere tijd en bijzondere omstandigheden.

De Korinthiers hebben blijkbaar vragen gehad met betrekking tot het huwelijk. Een van de antwoorden hebben we in 1 Korinthe 7:25-40: 
25 Voor de jongedochters heb ik geen bevel van de Here. Maar ik geef mijn mening, als iemand, die door de ontferming des Heren trouw is. 
26 Ik acht dus om de bestaande nood dit goed, dat het voor een mens goed is, zo te zijn. 

In die verzen verwees de apostel naar de moeilijke omstandigheden waarin de Christenen in die dagen verkeerden, die nog veel moeilijker zouden zijn als een gelovige de verantwoordelijkheid voor een vrouw en kinderen had. Hij sprak Gods Woord in Genesis 2:18 niet tegen: 
Het is niet goed dat de mens alleen zij, Ik zal hem een hulp maken die bij hem past.

27 Zijt gij aan een vrouw verbonden? Zoek geen scheiding. Hebt gij geen vrouw meer? Zoek er geen. 
28 Maar ook wanneer gij trouwt, dan doet gij daarmede geen kwaad, en wanneer een jongedochter trouwt, dan doet ook zij daarmede geen kwaad. Maar wel staat zulke mensen verdrukking voor het vlees te wachten, die ik u gaarne besparen zou. 
Wee zien, dat de apostel in deze verzen opnieuw in rekening bracht, dat iemand met een gezin grotere moeilijkheden zou krijgen. Maar er is nog een andere overweging. De Korinthiers waren zeer bezig met de dingen van dit leven. Paulus wenste voor hen, dat zij gingen inzien, dat de aardse dingen voorbijgaan en dat onze roeping niet voor de aarde, maar hemels is. Dat vinden we in de volgende verzen: 

29 Dit bedoel ik, broeders: de tijd is kort. Ten slotte, laten zij, die een vrouw hebben, zijn als zonder vrouw; 
30 die wenen, als weenden zij niet; die blijde zijn, als waren zij niet blijde; die kopen, als zouden zij er niets van behouden; 
31 die van de wereld gebruik maken, als zouden zij haar niet ten einde toe gebruiken. Want het uiterlijk van deze wereld is bezig te verdwijnen. 
Hij gaat op dat onderwerp verder in met de volgende verzen: 

32 En ik wilde wel, dat gij zonder zorgen waart. Wie niet getrouwd is, wijdt zijn zorgen aan de zaak des Heren, hoe hij de Here zal behagen. 
33 Maar hij, die getrouwd is, wijdt zijn zorgen aan aardse zaken, hoe hij zijn vrouw zal behagen, en hij is verdeeld. 
34 Zowel zij, die geen man meer heeft, als de jongedochter, wijdt haar zorgen aan de zaak des Heren, om heilig te zijn naar lichaam en geest. Maar zij, die getrouwd is, wijdt haar zorgen aan aardse zaken, om haar man te behagen. 
35 Dit zeg ik in uw eigen belang, niet om u een strik om te werpen, maar lettende op de betamelijkheid en de onverdeelde toewijding aan de Here. 
36 Vindt nu iemand, dat hij jegens zijn jongedochter niet betamelijk handelt, indien zij reeds wat ouder wordt, en het zo behoort te geschieden, hij doe, wat hij wil; het is geen zonde, laten zij trouwen. 
37 Doch hij, die, in zijn gemoed vast overtuigd, niet genoodzaakt wordt en macht heeft over zijn wil en hiertoe bij zichzelf besloten heeft, zijn jongedochter ongerept te laten blijven, zal wel doen. 
38 Wie dus zijn jongedochter uithuwelijkt, doet wel, en wie haar niet uithuwelijkt, doet beter. 
Paulus zelf zou aan zijn opdracht niet zo ijverig en toegewijd hebben kunnen voldoen als hij getrouwd was geweest. Maar het hangt natuurlijk sterk af van onze roeping en de omgeving waarin we voor de Heer werken. 

39 Een vrouw is gebonden, zolang haar man leeft; maar indien haar man is ontslapen, is zij vrij om te trouwen, met wie zij wil, mits in de Here. 
40 Toch is zij naar mijn mening gelukkiger, indien zij blijft, zoals zij is; en ik meen ook de Geest Gods te hebben. 
De apostel gaf uiteraard geen andere voorschriften dan de Heer. Het verschil is alleen, dat de Heer de beginselen van het huwelijk gaf, terwijl Paulus er aan toevoegde wat gezegd moest worden gezien de toen heersende situatie. 
De Statenvertaling zegt in vers 39 “door de wet gebonden”. Daarmee wordt echter niet aan de tien geboden gedacht of aan de wet van dit of dat land, maar aan de wet die voor het huwelijk geldt, vanaf het begin, een wet voor alle tijden en alle mensen. De verbinding in het huwelijk, door God voor levenslang bedoeld, is die wet. 

Laten we niet vergeten wat de apostel in Efeze 5 geschreven heeft: 
22 Vrouwen, weest aan uw man onderdanig als aan de Here, 
23 want de man is het hoofd van zijn vrouw, evenals Christus het hoofd is zijner gemeente; Hij is het, die zijn lichaam in stand houdt. 
24 Welnu, gelijk de gemeente onderdanig is aan Christus, zo ook de vrouw aan haar man, in alles. 
25 Mannen, hebt uw vrouw lief, evenals Christus zijn gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar overgegeven heeft, 
26 om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord, 
27 en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zo dat zij heilig is en onbesmet. 
28 Zo zijn ook de mannen verplicht hun vrouw lief te hebben als hun eigen lichaam. Wie zijn eigen vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief; 29 want niemand haat ooit zijn eigen vlees, maar hij voedt het en koestert het zoals Christus de gemeente. 
Moet niet liefde het zichtbare kenmerk van ieder huwelijk zijn? Een korte bespreking van de passages over het huwelijk zou grondig te kort schieten, als we niet naar de liefde van de Heer zouden verwijzen en elkaar niet zouden herinneren aan het voorbeeld dat Hij ons heeft gegeven. Het zal voor een zuster niet moeilijk zijn om aan de woorden in Efeze 5:22-24 te voldoen, als de echtgenoot handelt naar de woorden in de verzen 25-29. 
De Heer moge ons allen helpen en behoeden.

J. Ph. Buddingh