Avondmaal: Ben ik wel waardig om deel te nemen?

Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam niet onderscheidt.

Dat is wat Paulus in 1 Korinthe 11:29 heeft geschreven. Eten en drinken tot zijn eigen oordeel is dan ook voor meerderen een angstige mogelijkheid, als zij overwegen of zij aan het avondmaal zullen deelnemen. Zij lopen liever geen risico en nemen daarom geen deel. Daaraan vooraf gaan de verzen 27 en 28:
27 Zo dan, wie onwaardiglijk dit brood eet, of den drinkbeker des Heeren drinkt, die zal schuldig zijn aan het lichaam en bloed des Heeren. 28 Maar de mens beproeve zichzelven, en ete alzo van het brood, en drinke van den drinkbeker. 29 Want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelven een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heeren. (Statenvertaling).
Deze weergave in de voortreffelijke en terecht zeer gewaardeerde Statenvertaling doet mensen met een nauw geweten vragen “ben ik wel waardig?” En aangezien zij dat moeilijk bevestigend kunnen beantwoorden, lijken zij verstandig te handelen als zij zich van de broodbreking onthouden.

Onwaardiglijk eten.

Wat wordt daarmee bedoeld? Deelnemen aan het avondmaal, terwijl je dat niet waard bent? Zo wordt het veelal opgevat. Maar dat is niet wat de tekst bedoelt te zeggen. 
Velen hebben in de loop der tijd niet aan het avondmaal durven deelnemen op grond van de overweging, dat zij niet waardig waren om dat te doen. Dat werd nog versterkt door de eveneens bij velen heersende mening, dat niemand kan weten of hij behouden is; dat wordt naar zij menen, pas beslist als de Here de schapen van de bokken scheidt (Mattheus 25:31-46). Wedergeboren mensen zijn naar hun gedachte waardig om deel te nemen. Maar zij durven niet beweren, dat zij wedergeboren zijn. 
Misverstand dus, want het gaat niet om waardig of onwaardig zijn Onwaardiglijk eten betekent niet Eten terwijl je onwaardig bent. Dat is een vergissing. 

De fout zit hem niet in de Statenvertaling, maar daarin, dat wij Nederlanders ons taalgebruik telkens enthousiast in moderne zin aanpassen en dat wij het blijkbaar onnodig vinden het jonge geslacht oudere taalvormen uit te leggen (geen reden tot trots). Er is namelijk verschil tussen een onwaardige persoon, en iets op een onwaardige wijze doen. In het eerste geval sprak men vanouds van iemand die onwaardig was om te eten, Ging het echter niet om een persoon of een ding, maar om iets doen, dan sprak men van onwaardiglijk eten. Dat achtervoegsel “lijk” vinden we nog in de weergave in de Statenvertaling: “wie onwaardiglijk dit brood eet”. 
Dat het hier gaat om een onwaardige manier van eten en niet om een onwaardige persoon, is duidelijk door de weergave in de NBG vertaling: 
27 Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren. 
In Engelse King James vertaling vinden we dezelfde weergave. Iemand die niet waardig is, is unworthy. Maar het onwaardig eten wordt weergegeven met “unworthily”, de manier van eten is onwaardig. 
Dan blijven er nog twee vragen over: 
1 Wat is eten op een onwaardige wijze? en
2 Welk oordeel wordt bedoeld?

1 Op een onwaardige wijze eten van het avondmaal.

Het hoofdstuk (1 Korinthe 11) geeft daarop zelf het antwoord: 
20 Wanneer gij dan bijeenkomt, is dat niet het eten van de maaltijd des Heren; 
21 want bij het eten neemt ieder vooraf zijn eigen deel, zodat de een hongerig is en de ander dronken. 
22 Hebt gij dan geen huizen om te eten en te drinken? Of minacht gij zozeer de gemeente Gods, dat gij de behoeftigen beschaamd maakt? Wat zal ik tot u zeggen? Zal ik u prijzen? Op dit punt prijs ik niet. 

We kunnen het ons misschien moeilijk voorstellen, maar er waren in Korinthe gelovigen, die vroegtijdig naar het avondmaal gingen, zodat zij de eerst aanwezigen waren. Zij aten dan het grootste deel van het brood op, dat voor het avondmaal bestemd was en dronken de gereed staande wijn op. Dat was niet in overeenstemming met de heiligheid van de tafel des Heren. 
23 Want zelf heb ik (bij overlevering) van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb, dat de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam, 
24 de dankzegging uitsprak, het brak en zeide: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis. 
25 Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zeide: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn gedachtenis. 
26 Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt. 
27 Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren. 
28 Maar ieder beproeve zichzelf en ete dan van het brood en drinke uit de beker. 
29 Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam niet onderscheidt. 
De apostel legde in deze verzen uit, dat het brood, dat wij bij het avondmaal breken, van het lichaam van de Here Jezus spreekt en dat de wijn ons van zijn bloed, het bloed van het nieuwe verbond spreekt. Bovendien proclameren we door het avondmaal de dood van de Here, de levende Here, totdat Hij komt. Daardoor heeft onze verkondiging door het avondmaal het karakter van het proclameren van Zijn overwinning. 

Brood en wijn op de avondmaalstafel zijn weliswaar brood en wijn, maar brood en wijn die spreken van onze Here en van wat Hij op Golgotha heeft gedaan. Daarom moeten we wel beseffen, dat het aan het avondmaal niet om onze honger of onze maag, maar om het lichaam en bloed van de Here Jezus gaat. Wie daarmee niet rekent, krijgt met de Here maken, die zoiets niet voorbij zal zien. Hij eet en drinkt tot zijn eigen oordeel.

Eten en drinken tot eigen oordeel.

Er zullen er zijn, die huiverig zijn om ooit aan het avondmaal deel te nemen. Je zou mogelijk je eigen verderf over je uitroepen, het eeuwig oordeel Gods. 
Is dat de zin van de tekst? 
Neen, dat is niet de zin van de tekst: 
30 Daarom zijn er onder u velen zwak en ziekelijk en er ontslapen niet weinigen. 
31 Indien wij echter onszelf beoordeelden, zouden wij niet onder het oordeel komen. 
32 Maar onder het oordeel des Heren worden wij getuchtigd, opdat wij niet met de wereld zouden veroordeeld worden. 
33 Daarom, mijn broeders, als gij samenkomt om te eten, wacht op elkander. 
34 Heeft iemand honger, laat hij thuis eten, opdat gij niet tot uw oordeel bijeenkomt. Het overige zal ik regelen, wanneer ik kom. 
In Korinthe waren er, die aan de avondmaalstafel aten alsof het de bedoeling de maag zo snel en voordelig mogelijk te vullen, en vergaten, dat brood en wijn spreken van de Here in zijn overgave op Golgotha. De Here deed hen niet verloren gaan, maar tuchtigde hen, zoals ook wij een ongehoorzaam kind kunnen tuchtigen. Het was juist de bedoeling van God, dat zij niet met de wereld veroordeeld zouden worden en daartoe diende die tuchtiging. 
Er wordt wel hetzelfde woord “oordeel” gebruikt, maar we moeten daarbij niet aan het eeuwig oordeel of de hel denken; het gaat veeleer om correctie. 

Overigens is het wel juist, dat alleen kinderen Gods aan het avondmaal kunnen deelnemen, anders gezegd, alleen zij die zijn wedergeboren, of nog anders, zij die in Jezus Christus geloven ten eeuwigen leven. Door als gelovigen samen het brood te breken, geven we uitdrukking aan de gemeenschap met het lichaam en bloed van de Here, brengen we de eenheid en gemeenschap van het lichaam van Christus (de gemeente) tot uitdrukking, wat we doen tot zijn gedachtenis, waarbij we zijn dood verkondigen totdat Hij komt. Dat zijn zaken, waaraan onbekeerde mensen geen deel hebben. 
Het is een misvatting, dat de Here het avondmaal bedoelt te gebruiken om iemand tot zich te trekken, of dat men er aan kan deelnemen om er geestelijk beter van te worden. Daartoe is het beslist niet ingesteld.

Het scheiden van schapen en de bokken.

De Here heeft door hetgeen Hij heeft gezegd in Mattheus 25:31-46 niet duidelijk willen maken, dat dan pas beslist wordt, wie behouden zal zijn en wie niet. De beslissing daarover valt in ons leven op aarde en niet pas als de Here is teruggekomen en op zijn troon zit. De Here Jezus heeft in Johannes 3:18 gezegd: 
18 Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft, is reeds veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van de eniggeboren Zoon van God. 
Wie gelooft, wordt niet geoordeeld. 
Hoe kunt U dat weten? Doordat Hij, die de waarheid is, het zegt. Wie niet gelooft heeft in de naam van de eniggeboren Zoon van God, is (in beginsel) reeds veroordeeld. 
En hoe zal iemand ooit geloven? 
Door het horen van de prediking van het evangelie, want 
17 Zo is dan het geloof uit het horen, en het horen door het woord van Christus. (Romeinen 10:17).

J.Ph.Buddingh.