Als de Heer, de Vorst des levens,

Als de Heer, de Vorst des levens,

uit het dodenrijk verrijst,

Koning en Verwinnaar tevens

dien de schaar der eng’ len prijst,

beeft de aarde, rotsen scheuren,

laat het graf de doden gaan.

Christus opende de deuren,

Hij, de Heer, is opgestaan.

Die de treurende getrouwen

inzicht in de Schriften gaf,

zei door eng’ len tot de vrouwen:

zoek mij niet meer in het graf.

Want de dood is overwonnen,

leven, onverderflijkheid

zijn bij ’t open graf begonnen,

leven tot in eeuwigheid.

Looft de Heer. De dood zal wijken

eenmaal klinkt de godsbazuin.

En wij zullen Hem gelijken,

zo Hij opstond, in die tuin.

Hij zal ons zijn handen tonen

en de wonde in zijn zij,

En als wij dan bij Hem wonen,

zeg ik: dat deed U voor mij.